We parkeren de auto aan een kapelletje. “Het is eigenlijk een elektriciteitscabine. Dat deden ze tijdens de oorlog om de slechteriken te foppen.” zei mijn papa. We trokken onze laarzen aan en lieten de fopkapel achter ons. In de Nachtegaalstraat hield hij even halt bij het huis van een van mijn voorouders. “Hier woonde …”, hoorde ik nog, maar mijn aandacht ging al naar die lange heuvel achter de huizen: de Tomme. Eens op het plateau keken we uit over de akkers. We volgden het pad langs de bosrand. Rechts van ons vertrokken her en der holle wegen. Papa wees naar enkele lange wallen en grachten naast het bospad. “We zijn hier op een bijzondere plaats. Heel lang geleden woonden hier overal al mensen.” Ik kon het moeilijk geloven. Een zondvloed aan vragen overspoelde me. “Waar zijn hun huizen? Waar zijn die mensen naartoe? Waarom zijn ze weggegaan?” Vragen waarop mijn vader geen antwoord wist. “Nu wonen hier alleen nog Klabouters, in de holletjes.” De vele konijnenpijpen waren voor mij bewijs genoeg. We wandelden verder terwijl hij sprak over de bomen en de planten. Ik bleef vooral dicht bij hem. Stel je voor dat een van die Klabouters ineens wakker zou worden… Zijn liefde voor de Tomme leidde ons nog vaak naar de fopkapel, de bosrand en de holle wegen. Het zorgde ervoor dat ik jaren later archeologie ging studeren. Ineens kon ik hem iets leren over deze bijzondere plaats. In 2010 volgde dan de bescherming. “Voor een van de meest imposante prehistorische sites van Vlaanderen” staat er te lezen. Papa wist niet alles, maar wel hoe waardevol deze plaats is. Ine Léonard #BeeldindeKijker - februari 2021
Meer informatie over de afbeelding