Alles hangt samen. De Sint-Antonius-Abtskerk van Opvelp (Bierbeek). Het eenvoudige kerkje, gewijd aan Sint-Antonius-Abt, in Opvelp heeft het hart van deze inwoner van Bierbeek gestolen. Gelegen aan de rand van het dorp, langs de oude verkeersweg van Leuven naar Hoegaarden, is het vanuit de open akkers op de leemplateaus van alle kanten zichtbaar. Volgens de inventariswebsite vindt deze kerk vermoedelijk zijn oorsprong in een castrale kapel. In ieder geval verschijnt deze kerk in de historische bronnen vanaf 1223. Een zekere Goswijn, heer van Opvelp, schenkt dan de patronaatsrechten en de tienden aan de pas opgerichte abdij van Maagdendal in Oplinter. De inventariswebsite vermeldt verder nog dat de kerk in 1770-1772 volledig werd herbouwd, “vermoedelijk op de funderingen van de oude romaanse kerk”. Maar het is het verborgene waarvoor ik val. Toegankelijk via een hoge trap, betreed ik op een zondag de sobere inkom onder de bakstenen toren, en plooit het kerkje open in drie beuken. De inventaris van het agentschap heeft aandacht voor het verzorgd, homogeen wit geschilderd Louis-XV-interieur, de vierkante pijlers die rondbogen dragen en het laat-18de-eeuws mobilair. Het lijkt op een kerk uit één en dezelfde stijlperiode. Maar ik ben archeoloog, zot van de middeleeuwen, zot van oudere resten. En die heeft de Opvelpse kerk ruimschoots te bieden. Dat begint al bij de wijwatervaten, één langs elke kant. Uitgeholde knopkapitelen blijken ze te zijn, spolia uit het eerste derde van de 13de eeuw. Een eerste verrassing, wow. Ik stap door in het midden van het schip richting het koor. Links en rechts, boven de scheibogen, schemeren de zandstenen door de witte schildering door. Restanten van de romaanse kerk? Ik keer terug op mijn stappen. Ik open de deur die toegang geeft tot de toren. Gewapend met een hoofdlamp, als een echte mijnwerker, bestijg ik met ontzag voor de bouwmeesters de trap. Voor mij in het schijnsel van mijn lamp doemt de zuidelijke buitenmuur op van de toren. Ik word niet ontgoocheld. Wow. Een volledig witte zandstenen muur, met hier en daar wat ijzerzandsteen, én zonder enig spoor van baksteen. Ik klim verder en kom terecht bovenop het gewelf van de zuidelijke zijbeuk. Ik kan mijn ogen nauwelijks geloven. Wat de muren boven de scheibogen in het schip al deden vermoeden, wordt werkelijkheid. Opnieuw een zandstenen muur, een tiental meter lang. De voegen zijn bedekt met een recentere, vrij zanderige kalkmortel. Na wat speurwerk ontdek ik twee met zandsteenblokken gedichte raamopeningen. Twee traveeën van opgaand muurwerk, het doet me onmiddellijk denken aan de Sint-Janskerk van Hoksem. Onder mijn voeten, tussen de houten balken van het dak, ontdek ik een rij van zandstenen druiplijsten, die de overgang vormen van de hoofdbeuk naar het verdwenen dak van de middeleeuwse zijbeuk. Via een eenvoudig trapje betreed ik de bovenzijde van de middenbeuk. Het oorspronkelijk spant moet verdwenen zijn, hier ligt nog werk voor een deskundige in houten spanten. Een plots voorbijvliegende kerkuil streelt mijn gevoel van verwondering. Ik stap, neen, ik schrijd nu plechtig naar de noordelijke zijbeuk. Ik heb geluk. Mijn mijnwerkerslamp ontwaart een gammele ladder, waarop ik voorzichtig nederdaal tot op het gewelf boven de noordelijke zijbeuk. Ik bewonder hier alles wat ik enkele minuten geleden zag boven de zuidelijke zijbeuk: dezelfde muren, dezelfde gedichte raamopeningen, dezelfde druiplijsten. De terugkeer naar het maaiveld verloopt in gedachten, in plechtige verwondering over deze onverwachte tocht naar ontdekking. De wijwatervaten, het muurwerk, het komt allemaal samen: de Sint-Antonius-Abtskerk bevat nog monumentale resten van een westertoren, een driebeukig schip met twee traveeën, met basilicale opstand uit het eerste derde van de 13de eeuw, mooi in lijn met de oudste historische bronnen. Enkel het koor is verdwenen, zonder enige twijfel moeten de restanten daarvan nog onder de vloer van de kerk bevinden. Daarmee verlaten we het pad van de materialiteit, om verder door te dringen in de volle middeleeuwen. Ik denk hier aan het archeologisch onderzoek van ARON, op 500 m afstand. Zij sneden de rand van een rijengrafveld, met resten van menselijke skeletten, oost-west georiënteerd aan. Ook het oorspronkelijke patrocinium Sint-Lambertus roept vragen op. Was er een ouder kerkgebouw, waarin het bisschoppelijk kapittel van Luik een hand in had? Bevond die kerk zich in de Velpe-vallei, ten oosten van de ARON-opgraving? Alles hangt samen. Werner Wouters #BeeldindeKijker - mei 2024
Meer informatie over de afbeelding